3 – 6 juli
Tunnels komen regelmatig voor, ze snijden grote stukken af en maken ontoegankelijke delen bereikbaar. Ze variëren van een paar honderd meter tot vele kilometers en zijn voor fietsers niet fijn. Vaak smal, vochtig, de verlichting is matig en het maakt nogal wat herrie als er een auto je passeert. Gelukkig hebben we na de Noordkaaptunnel geen tunnelvrees meer. De algemene tunnelvisie voor fietsers is als volgt: Val vooral op. Dat betekent fietsverlichting aan, een felgekleurd (regen)jack en een knipperend helmlicht. Voor sommige tunnels staat een waarschuwingsbord: ‘Let op fietsers’, die je kunt activeren door een knop in te drukken.
We belanden regelmatig op een veerpont, van 20 minuten tot wel vier uur. Soms meerdere keren per dag. Het is meestal een welkome onderbreking, al moet je de tijd in de gaten houden; de pont wacht niet op een paar fietsers. Marja’s evenwichtsorgaan wordt bij langere oversteken, boven windkracht 2 danig op de proef gesteld en is dan op het dek te vinden.
Ondertussen
Bodø, de schrik van AZ in de Conference Leage, is naast een voetbalclub ook een flinke stad en heeft een fraaie, architectonische bibliotheek. Waarschijnlijk met een mooi uitzicht, maar met de screens naar beneden zien we daar weinig van. De tocht naar het zuiden over weg 17 is wederom prachtig, maar anders dan de Lofoten. Ook hier fietsen we weer langs de imposante fjorden. Het is bossiger met af en toe zelfs wat grasland, een paar koeien en schapen. Na elke bocht is het verrassend mooi. We reden tevens langs de Saltstraumen, de sterkste getijstroom in de wereld, met flinke draaikolken.
North or Saus
We ontmoeten een paar vakantiefietsers per dag. Zoals eerder vermeld meestal (Duitse) mannen van een zekere leeftijd, maar ook een aantal stellen en een enkele losse vrouw. De meesten reizen noordwaarts, via de Lofoten. Het aantal zuidreizigers is lastiger in te schatten. We rijden zelf naar het zuiden en als ze hetzelfde tempo aanhouden, kom je bijna geen zuidganger tegen. Tot nu toe zijn het snelle Noren, die eerst naar de Noordkaap vliegen en terug naar huis fietsen.
Who’ll stop the rain?
Het was zulk heerlijk zonnig en aangenaam weer de afgelopen week, dat we dachten dat het normaal was. Helaas is ‘pokke’-weer de norm en het is wel eens beter. Niet voor niets is alles zo lekker frisgroen en waar komen anders die beekjes en watervallen vandaan? Het zuidelijker gelegen Bergen heeft zelfs 300 regendagen per jaar! We zitten de eerste volledige regendag vrijwillig opgesloten in de krappe campingkeuken, terwijl de regen continue op het raam klettert. Leve de e-reader en het koffiezetapparaat! De volgende regendag verzinnen we een gezellig uitje. Met de veerpont van Kilboghamn naar Jetvik en terug, ondertussen passeren we meerdere keren de Poolcirkel. Onderwijl blijft het lekker doorregenen. Morgen een nieuwe dag, met nieuwe regenkansen.
Relax
De Noren en ook de Zweden zijn wat afstandelijke, rustige en vriendelijke mensen. Ze spreken je niet snel aan, maar als je ze wat vraagt willen ze je best helpen. Het gaat hier allemaal een stuk gemoedelijker dan thuis, ook omdat er gewoon veel minder mensen zijn. In winkels, op campings of bij een veerpont ook geen gestress of opgefokt gedoe om zo snel mogelijk aan boord te komen.
Tijdens de corona-crisis moesten ook de Noren anderhalve meter afstand van elkaar houden. Er werd al gegrapt: Dat is dichterbij dan normaal!








