2021 Naar Santiago de Compostella en terug

Toen we wat onwennig in onze Mazda 2, met daarin twee opgevouwen vakantiefietsen over de Parijse boulevard Périphérique reden beseffen we dat dit wel eens een bijzondere fietsvakantie kan worden. Het is half mei 2021 en de corona maatregelen versoepelen in kleine stapjes. We zijn onderweg naar Spanje om daar een deel van de bekende pelgrimsroute camino Frances naar Santiago te befietsen. In het dashboardkastje onze verse negatieve PCR-testen. Spanje heet toeristen welkom, zelfs zonder test. Maar Nederland vindt Spanje niet veilig genoeg. De rest van Europa zit nog op slot of je moet dagenlang in quarantaine. Sinds een week mag je zonder opgave van reden met een negatieve test door Frankrijk reizen, als je er maar niet verblijft. Dit moet haast wel, want om 19.00 uur begint de strikte avondklok. Tot opluchting staan we om 18.53 uur voor een camping Muncipal met een tikkende motor. Het ligt er verlaten bij. Op het handgeschreven briefje aan de poort staat dat de camping pas 1 juni open gaat. Was misschien handig geweest om dat ook op de website te vermelden. We rijden door naar een andere camping een paar dorpen verder. Die is ook dicht. Intussen is het al tegen half acht, als de Gendarmerie ons nu maar niet ziet. We kijken angstig om ons heen en rijden snel, iets te snel zo blijkt later, terug naar de eerste camping. Achterop het terrein zetten we de tent op, terwijl de auto buiten het hek blijft. Het washok is open en er komt water uit de kraan. Wat heeft een mens nog meer nodig?

We verslapen ons de volgende morgen al en rijden zonder verdere incidenten of controles door de ene na de andere regenbui naar het aardige plaatsje Puente la Reine in Spanje. Ook daar blijkt de eerste camping weer dicht. Bij de tweede in Mendigorria kunnen we staan. Van hieruit start de fietstocht. De Mazda krijgt een fijn schaduwrijke plekje onder een boom. 

De camino de Santiago of Sint Jacobsroute is ontstaan door een nogal opmerkelijk verhaal. Jacobus een discipel van Jezus, trok naar Spanje en verkondigde daar het evangelie. Hij werd in het jaar 44 terug in Jeruzalem onthoofd. Zijn aanhangers namen het dode lichaam mee in een bootje zonder roer. De stromingen brachten het scheepje naar Padron aan de Atlantische kust. Daar moest de mannen nog even een draak verslaan en een paar wilde stieren temmen. Ze mochten de overblijfselen van Jacobus begraven in wat nu Santiago is. Het graf werd vergeten, maar eeuwen later werd een kluizenaar in een droom op het graf gewezen. De plaatselijke bisschop kwam het ter ore en zag het belang er van in en bouwde er een kerkje. Mensen trokken naar Santiago om het graf van de inmiddels heilig verklaarde Sint Jacob te bezoeken. Sint Jacob helpt daarna ook nog eens een handje mee om de Moren uit Spanje te verdrijven. Zo ontstaat langzamerhand de pelgrimstocht. Door heel Europa zijn routes ontstaan naar Santiago. 

Het bekendste stuk begint in St. Jan Pied-de-Port, wat net in Frankrijk ligt aan de voet van de Pyreneeën, tot Santiago. Deze camino Frances is inmiddels uitgegroeid tot een bucketlist-waardige en zeer drukke lange afstand wandelroute. De een gaat op pad met een religieus of spiritueel motief, de ander ziet het als een sportieve uitdaging, en weer een ander loopt om een scheiding te verwerken of het verlies van een geliefde. En wij? Toevallig zijn we hier beland, maar het voelt goed. Door de dorpen en steden trekken in gewone tijden honderden pelgrims van vele nationaliteiten per dag, aan hun rugzak een Sint Jacobschelp. Ook mountainbikers en gravelbikers pakken de wandelroute die meestal over onverharde paden gaat. De fietsroute die wij volgen blijft dichtbij de wandelroute, maar pakt voornamelijk stillere asfaltwegen. In deze coronatijd is alles anders en loopt slechts een enkele Spanjaard de tocht. Het gevolg is wel dat er veel gesloten is; campings, herbergen en restaurants. De sfeer is daardoor anders. Weinig pelgrims betekent minder ontmoetingen, het mag de pret niet drukken. Het scheelt een hoop drukte. De wandelroute is zo goed aangegeven dat een blind paard deze kan volgen, overal staan de blauwe bordjes met de gele Sint Jacobschelp erop.  

Onderweg is het genieten geblazen. Je passeert vele kerken, kloosters, kathedralen, gedenktekens, kruizen, bruggen en herbergen uit lang vervlogen tijden. De kerken zijn in de loop der eeuwen vaak verbouwd en aangepast. Van oorsprong vaak Romaans, daarna een paar Gotische aanpassingen of een rijkversierde Barokke entree. Vanaf het begin van de middeleeuwen is Santiago al een bekend bedevaartsoord waar mensen uit heel Europa naar toe gingen om boete te doen of als straf. Als ze het hadden gehaald waren ze weer vrij, tenminste als ze heelhuids thuiskwamen. Daarnaast waren er ook andere religieuze redenen. Wie Santiago haalde kon rekenen op een plaatsje in de hemel.      

Omdat onze Hollandse kuiten nog gewend zijn aan het vlakke land is het heuvelachtige landschap weer wat lastiger. Maar gaande de tocht worden we steeds beter. Gelukkig hebben we onze uitrusting in twee achtertassen gekregen, door betere spullen, minimalistisch te pakken en extra op gewicht te letten. Wie in de bergen heeft gefietst weet dat elke kilo bergop vier keer zoveel weegt. 

De eerste dag komen we in het aardige stadje Logroño aan. Net voor de regen zetten we de tent op. De stadscamping is bijna uitgestorven op een Nederlands stel na, die met een daktent op de auto aan een maandenlange Europese reis bezig is. Na de regen duiken we de stad in en eten overheerlijke tapas. We willen niet wachten tot 21.00, wanneer de restaurants eindelijk eens hun deuren openen. Ook weer even wennen die Spaanse eetgewoonten en tijden. Net als de siësta-tijden. Tussen 14.00 en 16.00 is bijna alles gesloten.

We staan voor het mooie klooster van San Juan de Ortega die ook weer dicht blijkt te zijn. Het heeft weinig zin om de websites van accomodaties te bekijken als ze deze toch niet bijhouden. Gaan we verder fietsen? Bij het klooster staat ook een kleine herberg met een bar. De eigenaar zegt dat we de tent wel naast het klooster kunnen opzetten. Douchen kan in de herberg en een pelgrimsmaaltijd is ook geen probleem. Zo’n maaltijd bestaat meestal uit twee gangen, de eerste gang bestaat vaak uit salade en de tweede uit vlees of vis. Natuurlijk daarna nog een toetje, en daarbij stokbrood en een hele fles wijn. Wit of rood? En dat alles voor de smakelijke prijs van 10 euro. 

Voor het klooster van Sahagun

In Sahagun blijkt de camping voor de verandering weer eens gesloten te zijn. We rijden terug naar de stad op zoek naar een slaapplek en komen aan bij een Benedictijns klooster. Het lijkt even alsof we in een film zijn beland. De zware eikenhouten buitendeur zwenkt open en vier vriendelijke paters heten ons welkom. De eerste zet een temperatuurmeter op ons voorhoofd. Met 36,8 ºC gaan we door naar de volgende ronde. We vouwen onze handen open en pater twee geeft geen ouweltje, maar spuit met een plantengieter desinfectiemiddel op de handen. Pater drie neemt ons pelgrimspaspoort in, bekijkt de stempels nauwkeurig en doet de verdere administratie. Nummer vier, Raul geheten leidt ons rond in het klooster en dirigeert ons met de fietsen door de krappe gang naar een binnenplaats. We krijgen een keurige eigen kamer met badkamer. Wat een ontvangst en wat hartelijkheid. 

De Spaanse coronamaatregelen zijn een tikkie strenger dan in Nederland. Afstand houden, desinfecteermiddelen en een mondkapje zijn ook hier de norm. Maar het mondkapje wordt echt overal gedragen. Zelfs buiten, in de stad of in de natuur, bij het uitlaten van de hond of op de fiets. Terrassen en restaurants zijn open voor een beperkter aantal bezoekers en de avondklok is net een paar weken geleden afgeschaft. Zelfs zittend op het terras dragen velen nog een mondkapje. Alleen wanneer ze een slok nemen gaat het kapje af. Als je sport hoeft ‘ie niet op. Fietsen is sporten, zo menen we. Zeker bergop. Zodra we stil staan in een drukkere plaats toveren we de mondkap weer tevoorschijn. Ik ben er nog niet achter of je ook tijdens het douchen op de camping de mondkap mag afdoen…

In het dorpje Rabanal zijn bijna alle herbergen gesloten. De eigenaresse van de herberg die wel open is roept boos dat ze vol zit, op het moment dat we vragen of we de kamer even mogen zien. We rijden toch maar terug naar het begin van het dorp, want daar was misschien ook iets open. Bij een huis waaruit zweverige panfluit muziek klinkt staat een roodharige vrouw. We zeggen dat we op zoek zijn naar een slaapplek. “Dat kan wel in dat huis”, en wijst naar de overzijde: “De bewoners zijn toch naar Madrid”. We worden het donkere huis ingeleid en kunnen kiezen uit verschillende kamers. Overal staan bedden. De grote keukenboiler, die wat lekt wordt met een verlengsnoertje aangezet. Het weer is gelukkig wat opgeknapt en we koken een maaltje onder een overkapping in de leuke tuin, die in goede tijden als terras dient en dan vol met tentjes staat. Ik doe nog een poging om de steeds herhalende panfluit muziek te veranderen, maar ze heeft kennelijk maar één CD in huis.

Cruz de Ferro is het hoogste punt van de tocht met 1504 meter, die we bereiken na een koude rit. Op dit hoogste punt ligt een paar meter hoge heuvel met stenen, van knikker- tot tennisbalgrootte, waar fier in het midden een grote houten paal staat met bovenop een simpel metalen kruis. De stenen van deze heuvel zijn door pelgrims neergelegd en staan symbool voor een last die men hier wil achterlaten.  We ontmoetten een Spaanse hardloper die vanaf de Franse grens is begonnen te rennen. Hij loopt voor een goed doel en knielt geëmotioneerd voor het kruis.  

Cruz de Ferro

Bovenop een volgende pas bij een cafe in Fronfria komen we de jonge goedlachse Mo tegen. Het is fris en we bieden hem een kop koffie aan. Hij is vanuit Madrid op zijn Decathlon mountainbike vertrokken en doet het ‘tranquilo’; rustig aan. Hij laat zijn vol gestempelde pelgrimspaspoort zien. Overal waar hij komt laat hij het paspoort afstempelen. Hopelijk houdt hij nog ruimte over voor de laatste stempel in Santiago. Zijn uitrusting bestaat onder andere uit twee wegwerptentjes, die in twee seconden staan, maar als je ze weer in elkaar moet vouwen, je veel handigheid moet bezitten. Hij houdt de flinke ronde pakketen gevaarlijk los op zijn stuur vast. Ik vraag hem waarom hij eigenlijk twee tentjes heeft. “Nou”, zegt hij: “De een is voor mezelf en de ander is voor mijn fiets”.    

Je ontvangt een officieel compostelaat, het getuigschrift dat je tocht naar Santiago hebt volbracht. Je krijgt het bewijs al als je de laatste 200 km hebt gefietst of de laatste 100 km hebt gelopen en met voldoende stempels in het pelgrimspaspoort. Waarom meer doen als je dan ook een compostelaat kan ontvangen moeten Spanjaarden hebben gedacht, want het wordt duidelijk drukker langs de route met fietsers en wandelaars. De fietsers rijden meestal op stoere elektrische mountainbikes met weinig bagage. Onderweg begroeten we elkaar met: Buen Camino! Een goede tocht. 

In Santiago de Compostella rijden we door naar het bekende plein voor de kathedraal. We hebben het gehaald. Alleen nog effe terug fietsen… Er druppelen meerdere pelgrims met zware rugzakken en mountainbikers het plein op. Er heerst een bijzondere sfeer. Sommige uitgelaten, anderen geëmotioneerd en weer andere kunnen nauwelijks meer lopen van de blaren of spierpijn. Fietsen en rugzakken worden in de lucht gehouden op de vele foto’s. St. Jacob lijkt hoog bovenop de kathedraal tevreden toe te kijken. Leuk om nog wat bekende fietsers te zien die we de laatste dagen zijn tegengekomen. We halen net voor sluitingstijd ons compostelaat op bij het Officina del Peregrino. We blijven nog een dagje extra in Santiago, een best mooie en bijzondere stad. In de enorme kathedraal bezoeken we het crypte waarin een fraai kistje staat met de waarschijnlijke overblijfselen van apostel Jacobus. Veel pelgrims gaan nog door naar Finisterra aan de Atlantische kust. In de Romeinse tijd het einde van de wereld. Helaas moeten we daarvan afzien om niet in tijdnood te komen. De terugroute is door een bergachtiger gebied en dat vergt nu eenmaal meer tijd. Ook zijn er minder voorzieningen.   

Voor de kathedraal van Santiago

Op de camping in Santiago ontmoeten we een jonge Duitse vrouw met een klein tentje en een flinke rugzak. Ze is net in Finisterra begonnen aan haar negen maanden lange wandeltocht naar Oost-Europa. Ze hoopt dat de landen waar ze doorheen wil lopen de coronamaatregelen straks hebben versoepeld, zodat ze de grenzen kan passeren. Vanwege haar beperkte budget overnacht ze onderweg voornamelijk in het wild. Ook spreken we in Santiago een kleine Portugese fietser met een grote glimlach op het gezicht. Hij is vanuit Genève gefietst en heeft ook voornamelijk wild gekampeerd. Het kan dan ook niet uitblijven of wij moeten ook wild kamperen, door de afwezigheid van campings of andere overnachtingsmogelijkheden op deze terugtocht. Ik heb tijdens mijn Amerika-reis het al vaker gedaan, maar Marja vindt het spannend. Het gaat prima, al is het wat behelpen om jezelf te wassen met een bidonnetje. Als je goede plekken kiest is het prima te doen en heerlijk rustig. Op deze tocht hebben we het meerdere keren gedaan en het gaat steeds gemakkelijker.

De rit van Lugo naar Fonsagrada is een pittige, niet alleen moet er flink geklommen worden, maar ook fietsen we langs de drukke autoweg en dat is gewoon minder prettig met razend verkeer en scheurende motoren langs je. De prachtige uitzichten vergoeden wel een hoop. Net voor sluitingstijd arriveren we bij een supermarkt. Zo kunnen we ’s avonds op de camping toch nog een maaltje koken. De volgende dag dalen we prachtig af langs een smal en bijna autovrij weggetje naar een stuwmeer. Daarna nog een paar korte klimmetjes. De ene dag is duidelijk de andere niet.  

We koken op de van huis meegenomen redelijk schone Colemanfuel, maar dat spul is hier niet te vinden. Dan toch maar naar het benzinestation voor loodvrije benzine. Ze kijken vreemd op als ik mijn brandstofflesje laat zien: “Vol graag”. 

Er is geen camping te bekennen en we vroegen bij het enige hotel in Sisterna of we de tent in de tuin mogen opzetten. De eigenaresse heeft een beter idee. Aan de overkant van de straat is hun overdekte zwembad en wellness met sauna, jacuzzi en Turks stoombad. Daar mag de tent wel staan en we mogen het toilet en de douche gebruiken. ’s Avonds worden we verwend in haar restaurant met extra gerechtjes en dessertwijn. Opeens rennen de vaste gasten het restaurant uit. We volgen ze snel. In de steile beboste berg aan de overzijde van de weg is een beer gezien. Een beer! Marja kan nog net zijn snuit zien. Iedereen is euforisch, waardoor de beer snel de benen neemt. Hij heeft het op de afvalcontainers langs de weg gemunt. Dat is gemakkelijker voedsel vergaren dan zelf te moeten jagen. Eerder op de dag zijn we ook al berenspotters tegengekomen die met camera met telelens en een vette kluif gewapend bij een uitzichtpunt stonden. We vertrouwen erop dat een beer niet van chloorhoudend zwembadwater houdt. Voor de zekerheid halen we het eten uit de tent. Je moet de beer natuurlijk niet op het spek binden luidt tenslotte het spreekwoord. 

Een prima slaapplek naast het zwembad

We fietsen een kort stukje op de wandelroute en stuiten plots op een Schotse pelgrim, die zijn uitrusting op twee ezels vervoert. Samen met een grote kwijlende hond en een herder die als gids en dierenverzorger optreedt is hij op pad. Onderweg maakt hij aantekeningen voor een nieuw te maken routeboek: “Deze camino is niet bekend, maar is zo mooi”. We kunnen het beamen. Wij vertellen van onze reis en dat we terug naar onze auto fietsen. “Goed idee”, zei hij: “Anders moet je weer een andere auto kopen en dat is ook weer zo’n gedoe”. Britse humor die ik wel kan waarderen. 

Vlak voor het dorp Lagran staat een houten bordje met campingteken erop geschilderd. We zijn nieuwsgierig, toch maar eens kijken. We rijden de beboste heuvel op en daar staat een kleine nette herberg naast een oud kerkje. Het is een idyllische plek met uitzicht op de bergen en velden. Het maakt een verlaten indruk, al is het gras keurig gemaaid. Het is prachtig weer en we vinden dat we wel genoeg gefietst hebben. We blijven, nadat we eerst de fietstassen hebben gecheckt op voldoende eten. Met nog een beetje spaghetti, wat crackers en fruit overleven we het wel. Gelukkig komt er ook nog water uit de buitenkraan.  

Honden en fietsers zijn niet bepaald vrienden. Ik had het in de Verenigde Staten al regelmatig aan de stok met deze mormels. Ze beginnen agressief te blaffen en te grommen als je voorbij fietst. Achter een tuinhek is het nog niet zo erg, maar ze lopen ook regelmatig los en dan moet je ze met veel geschreeuw van je af houden. Als er een in het begin van het dorp begint, steken ze elkaar aan en voor je het weet blaft het halve dorp naar je.

Na 1700 kilometer komen we weer in Puente la Reina aan en laten ons pelgrimspaspoort voor de tweede keer deze reis hier afstempelen. Op het terras klinken we op de geslaagde reis met een groot glas bier en rosé. Nog een paar kilometer naar de camping, waar onze auto met een lege voorband staat. Die kunnen we gelukkig de volgende dag laten plakken bij een garage. De fietsen en de rest van de spullen leggen we voorzichtig in de auto. We volgden daarna een strak toeristisch schema. Na twee uurtjes rijden staan we in de binnenstad van Bilbao om het bijzondere Guggenheim Museum te bezoeken. Na al die oude gebouwen, kerken en kathedralen is moderne architectuur zeer welkom. Daarna snel door naar onze eerste gereserveerde camping in Orio aan de kust. Op de camping vanmorgen stond een Nederlandse ACSI-campinginspecteur die deze camping aanraadde en ook gelijk even reserveerde. We zetten in no-time de tent op, lopen naar het strandje en bij een prima restaurantje genieten we van een maaltijd bij zonsondergang. 

Het Guggenheim Museum in Bilbao

Om actief te blijven lopen we de volgende dag met onze fietsbenen een pittige, maar fraaie tocht vanaf de camping langs de rotsige kust naar San Sebastian. We volgen daarbij een deel van de zwaardere en groenere pelgrimsroute ‘Camino del Norte’ die langs de kust naar Santiago loopt. In het fraaie stadje San Sebastian pakken we de trein terug naar de camping. 

In twee dagen rijden we terug naar Nederland. Spanje en Frankrijk kleuren nog steeds oranje op de kaart van het ministerie. Wel leuk nu het EK-voetbal net is begonnen, als extra ondersteuning voor onze jongens. Het betekent wel verplicht in thuisquarantaine en extra testen. Ook ligt er een Franse verrassing op de deurmat. Een bekeuring van € 90. De eerste avond hebben we toch iets te snel gereden op zoek naar een camping tijdens de avondklok. Welkom thuis!          

Route: St. Jacobs fietsroute deel 3 – Clemens Sweerman

Afstand: 1700 kilometer 

De fietsroute van Puente la Reina naar Santiago en weer bovenlangs terug